Eva Hoeke: Hope

Was het voor Eva immer geradeaus en vooruit met de geit, haar buurmeisje koos zwabberend een andere levenswandel. Maar hoop doet leven.

Was het voor Eva immer geradeaus en vooruit met de geit, haar buurmeisje koos zwabberend een andere levenswandel. Maar hoop doet leven.

Ze woonde bij ons in de straat. Een tenger ding, grote ogen, niet zo snugger. Wel heel lief. En vijf jaar jonger dan ik, wat evenwel niet kon verhinderen dat zij veel eerder in de smaak viel bij de lokale boys dan ik, wat op zich ook wel weer logisch was want zij had toen al nepnagels en ik liep nog in houthakkersbloes, waarmee niet alleen een verschil in muzieksmaak manifest werd, maar ook de bereidheid tot intimiteiten met het andere geslacht. Wanneer ik aan mijn huiswerk zat zag ik haar vanuit mijn raam langslopen met vriendinnen, allemaal meiden van dezelfde school of life, de jongens in hun kielzog, de wereld aan hun voeten.

Maar mijn buurmeisje hield niet zo van leren, zo bleek uit de rapporten die haar ouders onder ogen kregen, en nadat de zoveelste directeur zich had gemeld met een ‘laatste waarschuwing’ was de maat vol – ze ging wel werken. Eerst in de Hema, toen in de Thuiszorg, en ook nog een blauwe maandag bij een callcenter, maar godallejezus wat was dat saai en je was toch ook wel gek als je je voor een tientje per uur liet uitkafferen? Aldus sprak zij tegen weer een ander buurmeisje, want terwijl wij zelf doorstoomden naar stageplekken en collegebanken hielden we haar handel en wandel graag in de gaten. Dat wil zeggen: tot zover ons oog reikte. Want we zagen niet hoe ons buurmeisje haar naam veranderde in SweetySma69, hoe ze steeds vaker op plekken kwam die wij alleen uit verhalen kenden, hoe ze ‘ja’ zei als ze ‘nee’ bedoelde en uiteindelijk gesignaleerd werd achter de rode ramen van de Amsterdamse Sint Annenstraat in tweedelig fluorescerend roze en bijpassende hakken. Een bijpassende blik ook, scheen.
Greep dan niemand in?

Tuurlijk wel. Haar vader, haar moeder, haar broertje en haar tante, allemaal kwamen ze praten, preken, sméken op het end. Maar mijn buurmeisje was verliefd en inmiddels achttien bovendien, ze wilde niet weg, dit was haar werk, van haar én haar vriend, ze was gek op hem. Waarom hij gek op haar was, was wel duidelijk.
Wat doe je dan? Niks. Wachten. Vertrouwen. Hopen dat ze wakker wordt.

En dat gebeurde.
Vorig jaar herfst dook ze weer op, baanloos, geldloos en hartstikke zwanger. Op Facebook zagen we foto’s van de vader, een man met tattoos in zijn nek en een stapel dollarbiljetten in zijn hand; wat hij daarmee moest in een stad als Amsterdam was volslagen onduidelijk. Maar ons buurmeisje was blij, ze verheugde zich op het kind en haar ouders dus ook – was dit dan eindelijk de start van iets moois? Het leek er wel op, en dus werd de kamer ingericht en de kleertjes gewassen, en langzaam leken de groeven in het gezicht van haar moeder te verdwijnen.

Vorige week beviel mijn buurmeisje van een dochter, een zoeterd met een bronzen vel en zúlke wimpers. Jammer dat de vader haar reeds te verstaan heeft gegeven dat hij er niets mee te maken wil hebben. Met zijn vuisten. Het is bidden dat haar dochter een beter leven tegemoet gaat, andere keuzes maakt, wél nee durft te zeggen.

Ze heet Hope, daar zal het niet aan liggen.

Laatste nieuws