Werken met geweld in een psychiatrische instelling: ‘we zaten als ratten in de val’

"Ik ben zelfs een keer door iemand keihard tegen een muur geduwd."

Madelon Rijkers (39, nu zelfstandig ondernemer) wilde graag mensen helpen. Dus werkte ze in een psychiatrische instelling. Agressie en geweld waren er dagelijkse kost. ʻIk voelde een constante dreiging.ʼ

Gesloten afdeling

Lees ook: In vertrouwen: ‘Ik had een affaire met een 19-jarige leerling’

Madelon: “Na mijn opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening kwam ik terecht op de gesloten afdeling van een psychiatrische instelling. Ik werkte op de crisisafdeling. Daar kwamen mensen terecht die in zo’n acuut onveilige situatie voor zichzelf zaten, dat ze direct moesten worden opgevangen. Ze hadden depressies, suïcidale neigingen, psychoses, persoonlijkheidsstoornissen of manische gevoelens. Met mijn achtergrond was ik vooral opgeleid om door middel van praten problemen op te lossen, wat ik heerlijk vond om te doen.

In praktijk bleek mijn functie veel meer te lijken op die van verpleegkundige. Ik was een groot deel van de dag bezig met verzorgende taken: billen wassen, brood smeren en medicatie uitdelen. Op mijn hoede was ik altijd, want er gebeurde regelmatig iets waardoor we ons, als personeel, onveilig voelden. Zeker toen er een aantal ervaren collega’s weg waren gegaan. Zij wisten juist als geen ander wat de volgende stap van zo’n patiënt kon zijn. Toen zij er niet meer waren, gebeurde er steeds vaker iets angstigs op de werkvloer. Psychiatrische patiënten lijken haast te ruiken waar de ‘ruimte’ zit.

Soms ontstonden er enorm explosieve situaties, waarbij de boel meteen op scherp kwam te staan. Patiënten waren zo hard aan het schreeuwen dat ze in separatie moesten worden gezet. Collega’s piepten me op als ze hulp nodig hadden, als het uit de hand liep. Je wordt natuurlijk getraind in hoe je iemand in de houdgreep moet nemen, maar het overviel me toch telkens als er zoiets gebeurde. Ik voelde me dan heel erg geïntimideerd. Na zo’n voorval kwam ik steevast doodop thuis.

Rattenval

Zo ook die ene lentedag. Er was een man binnengebracht, van een jaar of dertig. Ik had hem net naar zijn kamer begeleid. Daarna dronk ik even koffie met een paar collega’s voor overleg. Ons kantoor lag aan een gang en had een glazen wand. Opeens kwam die nieuwe patiënt op ons kantoor afgerend. Hij was bloot en stond met een bezemsteel om zich heen te slaan. Hij ramde keihard op de ruiten. Zijn gezicht stond heel agressief en dwingend. Hij gilde allerlei onbegrijpelijke teksten. Totale gekte. Ik kon alleen maar naar die stok kijken en denken: hoe kom je nou in vredesnaam aan een bezemsteel? Mijn collega draaide snel het slot op ons kantoor. We probeerden hem tot kalmte te manen, maar bereikten niets. Ik ging zo ver mogelijk achter in het kantoor staan, dan was ik in ieder geval de laatste die hij te pakken zou krijgen als hij door de deur heen kwam. In gedachten zag ik mezelf al op de IC liggen. Mijn hele lichaam trilde als een rietje. Tegelijkertijd voelde het alsof ik aan de grond genageld was. Het was alsof mijn lijf dienst weigerde en in ‘shutdown’ ging.

Het idee dat we daar zo als ratten in de val zaten, vond ik verschrikkelijk eng. En het voelde zo onwerkelijk dat wij met z’n allen door één iemand in het nauw waren gedreven. Natuurlijk voelde ik ook de verantwoording voor de andere patiënten en hoopte maar dat hij die niet te lijf zou gaan. Het enige dat we konden doen was de politie bellen en zelf via het raam naar buiten vluchten, het grasveld op. Uiteindelijk werd deze patiënt weer afgevoerd door de politie en andere collega’s, binnen op de afdeling. Hij kreeg een spuit in zijn bil om weer rustig te worden.

De rust op de afdeling keerde daarna terug, maar zelf was ik er – het gebeurde overdag – tot ver na middernacht nog mee bezig. De adrenaline stroomde door mijn lichaam; ik bleef maar stuiteren. Toen had ik geen relatie, dus was ik alleen toen ik na mijn werk thuiskwam. Ik belde meteen mijn moeder en een aantal vriendinnen, zo van: ‘Weet je wat er vandaag bij mij op het werk is gebeurd?’ Het is gewoon een moment dat je nooit hoopt mee te maken. Toen ik me eenmaal in bed goed realiseerde wat er was gebeurd en hoe het had kunnen aflopen, moest ik keihard huilen. Een tijdlang kon ik niet meer naar mijn werk, omdat de spanning zo in mijn lijf was gaan zitten.

Gevaarlijker

Toen ik wel weer aan de slag ging, besefte ik dat ik het gewoon niet aankon, ook al was ik verhuisd naar de open afdeling waar de patiënten iets minder heftig waren. Maar ook daar merkte ik al gauw dat er veel misging en ik in onveilige situaties terechtkwam. Ik ben zelfs een keer door iemand keihard tegen een muur geduwd. Daar hield hij me een paar seconden tegenaan, totdat een collega me kwam redden. Ik zie nog steeds die ogen. Gelig oogwit, glazige grote pupillen. Alsof hij in een andere dimensie was en dwars door me heen keek. Mijn verstand weet dat zo iemand erg ziek is en eigenlijk uit angst handelt. Maar het enige dat ik zag waren zijn ogen en ik hoorde de bedreigingen die hij tegen me uitte. Weer weigerde mijn benen dienst en ik bereidde me voor op een klap tegen mijn hoofd.

Ik moest aan mezelf toegeven dat ik hier niet voor in de wieg gelegd was en dat ik geen dreiging wilde ervaren in mijn werk. Ik nam ontslag. Daarna ben ik iets totaal anders gaan doen, in het commerciële bedrijfsleven. Dat was ook niks voor mij. De verbinding die je daar met mensen kan maken, is me te oppervlakkig. Toen ik daarachter kwam, ben ik voor mezelf begonnen.

De angst uit die tijd is niet helemaal verdwenen. Ik moest een keer op een terrein van een zorginstelling zijn. Alleen het beeld en de geur van zo’n locatie geeft me meteen weer de kriebels. En het gevoel alsof er iemand een hand om mijn nek legt en mijn keel probeert dicht te drukken. Nog steeds als ik iemand op straat in zichzelf zie praten, schrik ik. Daar loop ik met een grote boog omheen. Regelmatig lees ik berichten van werknemers in de zorg die steeds vaker te maken hebben met agressie. Vreselijk vind ik dat. Vooral ook omdat ik denk dat dit de komende jaren alleen maar toe zal nemen. Er is geen geld in de zorg, er wordt gekort op personeel en tijd. De veiligheid van mensen raakt daarmee in het gedrang.

Ik heb nu een bedrijf waarmee ik mensen begeleid naar de juiste baan voor hen. Dat geeft me een hoop voldoening. Zelf weet ik: een baan met zo veel onveiligheid? Dat nooit meer.”

Agressie op de werkvloer

Bijna een kwart van de Nederlandse werknemers (23%) heeft te maken met agressie en geweld op het werk door derden, bijvoorbeeld klanten, passagiers of leerlingen. Dat betekent dat jaarlijks ruim 1,6 miljoen werknemers slachtoffer hiervan zijn, waarvan 200.000 zelfs (zeer) vaak. Met name in de zorg is dit aan de hand (onderzoek: TNO 2016).

Werknemers met een zorg- of welzijnsberoep kregen in 2017 naar verhouding het vaakst te maken met ongewenst gedrag op het werk door externen, zoals klanten of patiënten. Liefst 52% van hen zei dat één keer of vaker te hebben meegemaakt (bron: CBS/TNO Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden).

Ruim 80% van de hulpverleners in de psychiatrie heeft de afgelopen vijf jaar verbaal én fysiek geweld meegemaakt. Een derde zegt zelfs enkele keren per week met agressieve patiënten te maken te hebben (bron: Agressie in de zorg, GGZ/NU’91, 2018).

Tekst: Merel Brons | Beeld: BSR

Laatste nieuws